Een beschaafde jongeman














Eerste pagina | Wetenswaardigheden | Immer met moed | Bekentenissen van een stamhouder | Een beschaafde jongeman | Hoe nu verder? | Voor wie toenadering zoekt | Français | English | Foto's / Photos / Photographs





ebjongeman.gif

In het Parijs van de late jaren tachtig runnen Raymond en Aristide een bedrijfje dat op bestelling artikelen levert die zij op de begraafplaats Père Lachaise wegnemen. Ze houden van elkaar maar hun liefde is eindig: Raymond is ernstig ziek. Als ze de zorg voor een clochard op zich nemen, noopt geldgebrek hen tot expansie. Ze gaan diverse diensten verlenen, onder anderen aan een nymfomane miljonaire en een gepensioneerde archivaris met een hoge aaibaarheidsfactor. Met de dood op de hielen spelen Raymond en Aristide een merkwaardige variant op Russisch roulette - een spel dat hen dichter bij elkaar moet brengen maar dat hen uiteindelijk voorgoed uit elkaar drijft. Een beschaafde jongeman is een antraciete komedie met fluorescerende kwinkslagen over de mogelijkheid van liefde - en over de onmogelijkheid van liefde.

NRC-Handelsblad over Een beschaafde jongeman (4 juli 2003, door Arjen Fortuin):

WINKELEN OP PÈRE LACHAISE

Op de laatste pagina van Bekentenissen van een stamhouder, het boek waarmee Aristide von Bienefeldt (1964) vorig jaar debuteerde, ontmoet de hoofdpersoon in een Parijs parkje aan de Seine `een lange jongeman, blond en gehuld in een parka' van een jaar of vijfentwintig die hem met een mes bedreigt en laat kiezen: een duw de Seine in of een steek in het hart. `Ik koos beide', is het antwoord, waarmee de door veel, meest anale, seks gedomineerde roman eindigt met het natuurlijke spiegelbeeld van de liefde, de dood.

Von Bienefeldts tweede boek, Een beschaafde jongeman, begint met de dood van een lange blonde jongeman van een jaar of vijfentwintig, die uit het raam van een Parijs' huis naar beneden stort. Het slachtoffer is Raymond, de vriend van de verteller die ook in Von Bienefeldts tweede boek weer Aristide heet. Die herinnert zich tien jaar na dato de twee jaar dat hij en Raymond een twee-eenheid vormden. `Niemand stelt lastige vragen als een aids-patiënt er een eind aan maakt door uit een raam op de zesde verdieping te springen', constateert Aristide. Helemaal terecht is dat niet. De twee speelden al enige tijd een spel, waarbij zij om beurten blaadjes van een artisjok trokken, als om een `he loves me - he loves me not' te bepalen. Inzet was de dood van de ander.

Was Bekentenissen van een stamhouder een boek met veel seks en de dood op de achtergrond, in Een beschaafde jongeman heeft de dood de seks van de voorgrond verdrongen. Aristide is na een mislukt jaar rechtenstudie in Rotterdam naar Parijs vertrokken, waar hij Raymond ontmoet: als gezegd een lange, mooie jongeman die op bestelling spullen steelt op het kerkhof Père Lachaise. Ze gaan samenwerken: ze laten zich insluiten, verstoppen zich in het grafhuisje van een jonge vrouw, alwaar ze in elkaar verstrengeld de nacht afwachten. Dan doen ze hun `boodschappen': een stukje zerk, een kat of een afgietsel van een grafsculptuur, zoals de reusachtige penis van Victor Noir.

Ze gedragen zich als een echtpaar, maar gaan niet met elkaar naar bed - terwijl bovendien het rituele trekken aan de artisjokblaadjes het uitspreken van een gemeende liefdesverklaring in de weg zit. Ook verlenen ze verzorgende en soms seksuele diensten aan enkele buitenissige, meest oudere mannen en vrouwen. Die geven Von Bienefeldt de ruimte om nogal wat anekdotes te spuien. Bijvoorbeeld het met veel verve vertelde verhaal over een Franse vrouw die zich door een oudere man laat meenemen naar een uithoek van de Filippijnen, waar zij een luxe leven geniet. Dat eindigt nadat zij heeft ontdekt dat er eerder een Française met dezelfde man in hetzelfde huis heeft gewoond. Ze stelt zich het leven van de vrouw voor. Is zij vermoord? Is zijzelf dan de volgende? Ze vlucht zo snel als ze kan.

De uitweidingen en anekdotes halen vooral in het middendeel de vaart uit het verhaal. De auteur lijkt de gevreesde reviaanse babbelziekte te hebben opgelopen, die zich ook toont in het overmatig gebruik van een woordje als `voorwaar'. Daartegenover staan virtuoze passages, zoals een met veel gevoel beschreven mannenorgie. Pas in het laatste deel van 'Een beschaafde jongeman' begint het boek te werken en wordt duidelijk waar Von Bienefeldt naartoe wil.

Meer dan het artisjokritueel waarmee Aristide en Raymond proberen om de naderende dood aan aids van die laatste te bezweren, gaat het Von Bienefeldt om de mogelijkheid iemands leven te vereeuwigen door het achteraf te verzinnen. Dat doen ze bijvoorbeeld met het meisje in wier graf ze schuilen. Jonge doden zijn daarbij een voordeel, `daar het naar eigen inzichten invullen van een willekeurig gekozen leven in theorie evengoed van toepassing is op een geleefd leven als op een leven dat nooit het onderste uit de kan gehaald heeft, een leven dat in zekere zin [...] nooit bestaan heeft'.

Het verzinnen van een leven is niet alleen een voor de hand liggende literaire manier om de dood te bezweren, het kan ook moeilijk los worden gezien van het begin van Von Bienefeldts literaire loopbaan: hij werd gepresenteerd als `debutant', maar zijn uitgever suggereerde nadrukkelijk dat hij in werkelijkheid een ander was. Inmiddels is Von Bienefeldt enkele malen in het openbaar gesignaleerd en dus eerder een ex-mystificatie, maar zijn fascinatie voor de verhouding tussen echte en verzonnen levens is er niet minder om.

Het procédé van het opnieuw verzonnen leven is precies wat Aristide tien jaar na de dood van Raymond probeert te doen, een soort conserveren door te fictionaliseren. Von Bienefeldt heeft nog een laatste harde klap in petto, een klap die Een beschaafde jongeman tot een veel akeliger - en beter - boek maakt dan je halverwege kon vermoeden. Want als je aan het einde de balans opmaakt, blijkt er heel weinig van Raymond over te zijn. Zijn uiterlijk en enkele karaktertrekken zijn helder, maar verder is hij grotendeels versmolten met Aristide. Doordat ze wel tegelijkertijd seks hebben, maar niet met elkaar. Doordat het artisjokkenspel hun beider dood nagenoeg inwisselbaar heeft gemaakt en ook doordat Aristide Raymond aanduidt als `mijn alter ego'. Maar waarin hij anders was dan zijn vriend, wordt steeds schimmiger en daarmee wie hij was. Steeds nadrukkelijker realiseer je je dat Raymond hartstikke dood is, en zal blijven. Zo is het literaire project van Aristide op een mislukking uitgelopen. Dat besef maakt de eenzaamheid van de achtergebleven `weduwnaar' pijnlijk invoelbaar, maar toont vooral dat de scheppende kracht van de literatuur het uiteindelijk gewoon moet afleggen tegen de dood. Daarmee slaat Von Bienefeldt niet alleen zijn hoofdpersoon, maar ook zijn lezers de laatste troost resoluut uit handen.

Fragmenten interview Aristide von Bienefeldt met het Algemeen Dagblad (6 juni 2003, door Menno Schenke):

In het restaurant treedt ons een kaalgeschoren heer tegemoet in een nachtblauw, gestreept kostuum. Rugzakje, Franse sigaretten. Dit is niet Arnon Grunberg, dat is zeker. En het is ook niet Van den Boogaard of onze minister-president. Aristide von Bienefeldt is volgens zijn uitgever geboren in 1964. Die leeftijd is hem niet aan te zien. Omdat hij 15 jaar in Frankrijk woonde, hoewel in de omgeving van Rotterdam geboren en daar opgegroeid en geschoold, is hij gewend te vousvoyeren. Hij zegt u. ,,Alle publiciteit rond mijn pseudoniem heeft mijn debuut vorig jaar wel goed gedaan'', erkent hij. ,,Dat Arnon Grunberg achter de naam zou zitten, vond ik minder prettig om te horen. Het klonk vreemd, want mijn boek heeft helemaal niet de stijl van Grunberg.'
[...] ,,Aristide von Bienefeldt is niet zomaar een naam. Hij lijkt op de naam van iemand uit Bordeaux die ik goed heb gekend en die vijf jaar geleden is overleden. Ik heb geen verhouding met hem gehad, heb hem maar zes maanden gekend, maar hij heeft een diepe indruk op mij gemaakt.'' ,,Hij leek op mij, was net iets moediger dan ik. Wat de Aristide uit het boek doet, deed hij allemaal. Hij was mijn betere ik. Was nergens bang voor, ging overal tegenin en op af, niets was een probleem. Mijn pseudoniem is een hommage.'' Von Bienefeldts tweede roman is stukken beter dan de eerste. Het aantal homo-erotische sekscènes, zeer overvloedig in het debuut, is gering en beter gedoseerd. In Een beschaafde jongeman bestaat er tussen de hoofdpersonen Aristide en Raymond geen seks. Raymond immers heeft aids.

Von Bienefeldt benadrukt dat het verhaal de hoeveelheid erotiek dicteert. ,,Ik wil niet als een homoseksuele schrijver te boek staan. Het is een milieu dat ik goed ken, maar dat is alles. De homoseksuele hoofdpersoon in mijn debuut leed aan een depressie en een van de effecten daarvan was dat hij voortdurend seks wilde hebben. Ik heb die scènes nooit als prikkelend bedoeld.'' Een beschaafde jongeman is doortrokken van de dood: de figuur Raymond handelt bijvoorbeeld in grafaccessoires van het Parijse kerkhof Père Lachaise. ,,Die Raymond draagt de dood in zich, terwijl Aristide het leven is'', luidt de uitleg van Von Bienefeldt. ,,Raymond heeft met zijn handeltje een obsessie voor de dood. Homoseksuelen zijn over het algemeen geobsedeerd door de dood.

Anderen over 'Een beschaafde jongeman':

Het Financieele Dagblad: ''Dat neemt niet weg dat Von Bienefeldt onmiskenbaar over het talent beschikt om een groot schrijver te worden.''

GAY&NIGHT: ''Het is knap dat de auteur een spanning opwekt en je meesleept in het leven van twee decadente vrijbuiters. Dat is het resultaat van een ingenieuze constructie waarbij de auteur op meesterlijke wijze zijn verhaal heeft geconstrueerd en van alle verhaallijnen steeds op het juiste moment de draad weer oppakt.''

MAN: ''Ondanks zijn voorliefde voor vergezochte vergelijkingen en (misschien wel dankzij) zijn onderkoelde toon is het Von Bienefeldt gelukt een roman te schrijven die ontroert. Want, al doet bovenstaande wellicht anders vermoeden, dit is geen ranzig boek over seks op het kerkhof, maar de geschiedenis van een beschaafde jongeman in Parijs die een liefde opvatte voor een andere beschaafde jongeman.''

MENZO: [...] ''met vaardige pen geschreven, theatraal pedant en speels erotisch. Intrigrerend.''

Verder raadde Alle Lansu me in Het Parool aan een ander beroep te kiezen en vond Max Pam, zelf het slachtoffer van een bijna dodelijke ziekte als we zijn sentimentele broddelwerkje Het Ravijn mogen geloven, het nodig mij in HP-De Tijd een aids-infectie toe te wensen, gevolgd door een gruwelijke dood en een wederopstanding als - wie weet - een beter schrijver.

Ik ben er van overtuigd dat het voor een auteur van levensbelang is dat een deel van het publiek je hartgrondig haat, terwijl een ander deel je hemelhoog prijst. Als je geen weerstand oproept, besta je niet, niet als mens, niet als schrijver. Ik ben kennelijk op de goede weg.