|
|
WINQ MAGAZINE, door Willem Uylenbroek, foto's (niet op deze
site gepubliceerd) Alice Wolfs. Mei/Juni 2007.
In de lente van 2002 debuteerde Aristide von Bienefeldt met de roman Bekentenissen
van een stamhouder. Een debuut dat literair Nederland voor twee vragen stelde: is harde gayporno geschreven met een gouden
pennetje literatuur en welke bekende schrijver schuilt er achter dit pseudoniem? Vijf jaar later zijn beide vragen nog steeds
niet beantwoord. En nu alweer de derde roman van de mysterieuze schrijver verschijnt, ontmoet Winq eindelijk de schrijver.
Dinsdagmiddag één uur in de lobby van het College Hotel in Amsterdam. 'De schrijver
zal te herkennen zijn aan een donkerblauw krijtstreeppak.' Een kwartier eerder blijkt ook Aristide von Bienefeldt te vroeg
te zijn. In het beloofde pak, een a-stylisch rugzakje en afgetrapte werkmanschoenen maakt Von Bienefeldt zich met een
zenuwachtig lachje bekend. 'Ik was ook wat eerder, ik wil graag het terrein waarop ik mij begeef eerst even verkennen,' is
zijn openingszin. 'Noem me maar Rein (Rein de Jongen schijnt zijn werkelijke naam te zijn, red.), dat is mijn echte naam en
dat praat wat makkelijker. Er blijft direct weinig over van het grote mysterie in de Nederlandse Literatuur. Terwijl hij een
shagje rolt bestelt de schrijver na de schuchtere vraag 'Dat kan toch wel om één uur?' een biertje. En vraagt daarna onzeker
wat wij van zijn boek vonden. De verwachting van een hautaine Parijse schrijver die is neergedaald in Amsterdam is het eerste
vooroordeel dat wordt ontkracht. Maar wie en wat is Aristide von Bienefeldt dan wel? Zijn uitgeverij
Meulenhoff omschrijft hem in het persbericht als een 'Nederlandse schrijver, in 1964 geboren in Werkmansgat en wonend in Londen
en Parijs, waar hij zich bezighoudt met straatinterviews, tolken in rechtbanken en corresponderen met bejaarde filmactrices.'
Aristide lacht als hij deze omschrijving hoort. 'Nee, dat ben ik niet echt, net zomin als zou
ik werkzaam zijn in de escortservice, zoals de hoofdpersoon in Leer mij Walter kennen.' Veel wil hij verder niet vertellen
over zijn ware identiteit. 'Adriaan van Dis en Anna Enquist verschuilen zich ook achter een pseudoniem en die hoeven er ook
niks over te zeggen.' Het gebruik van een pseudoniem zorgt er volgens hem voor dat hij onbevangen kan schrijven, een deel
gebaseerd op persoonlijke ervaringen en vrienden, en een groot deel verzonnen. Aristide von Bienefeldt
is zoals gezegd naast een persoon waar een waas van geheimzinnigheid en verhevenheid rond hangt, een schrijver die heftige
reacties losmaakt. Een auteur die met zijn debuut Bekentenissen van een stamhouder door recensenten niet werd geloofd: het
zou hier niet om een debuut gaan. Achter de schrijversnaam zou een reeds gevestigde auteur schuilgaan, Arnon Grunberg
werd vaak genoemd. Een alter ego voor Grunberg waarin hij zijn meest donkere seksuele fantasieën kwijt kon. Want in de eerste
twee boeken van Von Bienefeldt waren de expliciete seksscènes op bijna elke pagina te vinden. Penetraties met groente, een
uitgebreide verhandeling over prostaatorgasmen of een snelle on the job blow job met de begrafenisondernemer – geen
pagina stond droog. Het was even wennen voor de Nederlandse heterorecensenten. Zijn uitgever Meulenhoff omschrijft hem als
'een van de beste jonge schrijvers van nu', Het Parool maakte hem af met 'wat mij nog restte aan nieuwsgierigheid naar de
ware identiteit van deze schrijver is volledig verdampt' en het AD maakte de stuitend flauwe grap dat 'Von Bienefeldt tot
het gaatje gaat'. De auteur kan er enkel zenuwachtig om grinniken. 'Ik woon niet voor niks in Parijs en Londen. Ik kan niets
met die bekrompen kijk op de literatuur van de Nederlandse pers. Na een tweede biertje verdwijnt de spanning bij de schrijver
en wil hij wat meer loslaten. 'Ik schrijf gecomponeerde verhalen, maar ik ben altijd voor een deel de hoofdpersoon. Zo is,
in mijn nieuwe roman, het motto van de hoofdpersoon whores always travel light. En zo heb ik tegenwoordig zelfs geen huis
meer. Ik logeer in Parijs en Londen bij vrienden en in Nederland bij mijn moeder. Ik ben in Parijs terechtgekomen door mijn
werk als reclametekenaar, later werd ik modetekenaar en reisde door heel Europa achter de modeshows aan.' En dat is alles
wat we deze middag over zijn persoonlijk leven te weten zullen komen.
SEKS VERKOOPT 'Hoe stoer, expliciet, hard en direct ik ook
schrijf, in het echte leven ben ik totaal niet zo. Ik glijd liever in anonimiteit door het leven. Dat is ook de reden dat
ik voor een pseudoniem heb gekozen. De naam Aristide von Bienefeldt heb ik geleend van een werkelijk bestaand persoon die
ik mateloos bewonderd heb. Nee, beter gezegd, die alles was wat ik wilde zijn. Een man die zijn leven in zijn eigen handen
neemt, die de confrontatie opzoekt, die in het werkelijke leven direct keuzes maakt. Niet zoals ik, die liever in de anonimiteit
beweegt, die alles opzuigt en die maanden later op papier een gedroomde realiteit creëert.' Met vragen over zijn boek en/of
seks is de schrijver duidelijk meer op zijn gemak dan met die verveledende queeste naar zijn identiteit. 'Seks is in alle
drie mijn boeken tot nu toe een belangrijke factor geweest. Het is voor mij het gemakkelijkste onderwerp om over te schrijven
maar eigenlijk ook het minst interessante. Een penetratie met een stuk groente, de beschrijving van een prostaatorgasme
of de blowjob van een begrafenisondernemer schrijf ik op met enkel de gedachte hoe ik dat zo mooi mogelijk kan opschrijven.
'Maar, moet hij toegeven, seks, en misschien wel helemaal homoseks, verkoopt boeken en de schrijver zelf merkte dat uitgeverijen
dat principe goed doorhebben. 'Na jaren van schrijven, zwoegen, twijfelen en zweten stuurde ik met knikkende knieën mijn eerste
manuscript naar uitgeverij de Arbeiderspers. Ik kreeg een vriendelijk briefje terug dat ze de inspanning mijnerzijds waardeerden
maar dat ze nu even geen ruimte hadden in hun fonds om het te publiceren. Ze gaven me wel een advies mee. Als ik meer seks
in de roman verwerkte dan wilden ze er nog wel een keer naar kijken. Ik dacht, nou, dat ik het makkelijkste om over te schrijven.
Als ze seks willen, kunnen ze seks krijgen. Ik heb toen in twee weken tijd Bekentenissen van een stamhouder geschreven. Uitgeverij
Meulenhoff was direct laaiend enthousiast, dat kon ook niet anders want seks zat er genoeg in, sterker nog, seks was zo ongeveer
het enige waar ik over schreef.' De uitgeverij omschreef zijn debuut wat deftiger met ronkende volzinnen als 'Bekentenissen
van een stamhouder is het verhaal van een jongeman die rond de milleniumwisseling aan de zelfkant van Parijs en Londen opgejaagd
wordt door een schier onstilbare seksuele honger, balancerend tussen leven en dood, spugend op de burgermansmoraal, onderwijl
vechtend tegen de gevolgen van een zenuwinstorting die als een diabolisch complot zijn geest verlamt.' Wie het boek las, herinnert
zich intussen waarschijnlijk alleen de extreem expliciete seks die na elke ontmoeting op elke pagina volgde. 'Ik heb me tijdens
het schrijven niet echt beziggehouden met het flinterdunne verhaal, ik wilde mooie woorden en mooie zinnen schrijven over
seks.'
GEDOSEERDE SEKS Schreef hij zijn debuut nog in twee weken,
met Leer mij Walter kennen is het allemaal wat moeizamer gegaan. 'Ik kreeg twee jaar geleden een beurs van het Nederlandse
Fonds van de Letteren. Na mijn debuut weigerde datzelfde fonds trouwens mij een beurs te geven omdat ik teveel over seks schreef
maar na de gedoseerde seks van Een beschaafde jongeman was ik schijnbaar decent genoeg om in aanmerking te komen voor zo'n
beurs. Ik begon, levend van die beurs, in Londen te schrijven. Maandenlang worstelde ik met zinnen. Meerdere keren heb ik
halve manuscripten gedelete – ik zat vast. En, geloof het of niet, toen ik helemaal vastzat, kreeg ik een droom. Ik
droomde die nacht het verhaal van Leer mij Walter kennen. Sterker nog, ik droomde de nacht er na een uitgewerkte versie. Een
totaal ander verhaal dan waar ik mee bezig was. En hoewel het een droom was, merkte ik tijdens het schrijven dat ik alle personages
ook werkelijk in mijn leven ben tegengekomen. Het ging zelfs zover dat ik onlangs iemand tegenkwam wiens levenswandel op een
bizarre wijze overeenkwam met de familiegeschiedenis die ik in mijn boek beschrijf. Momenteel
is hij nog druk bezig de laatste veranderingen in zijn nieuwe roman door te voeren, een roman over een man die te horen krijgt
dat de jongen met wie hij een verhouding heeft, zijn zoon is. Als een mannelijke prostitué wordt uitgenodigd op de verjaardag
van Walter – zijn geliefde en tot zijn grote schrik ook zijn zoon – heeft hij vierentwintig uur om te kiezen:
blijft hij de handelaar in betaalde liefde die van minuut tot minuut leeft of aanvaardt hij zijn eeuwige rol als vader? Aristide
von Bienefeldt vertelt het onorthodoxe liefdesverhaal van twee mannen die nooit voor elkaar bestemd waren. Aan ronkende aankondigingen
overigens geen gebrek: 'het is een modern Oedipusverhaal in de traditie van de Franse bekentenisliteratuur', 'een speels antwoord
op Kellendonks Mystiek Lichaam.' Meldt zijn eigen website. Maar wat vooral opviel tijdens het lezen van de drukproef, was
dat seks in zijn nieuwste werk geen hoofdrol meer speelt. Want wie na zijn eerdere werk hoopt om onder het mom van een
literair werk weer een pseudo-pornografisch boekje te gaan lezen, moet ik teleurstellen. 'Zonder er veel over te hebben nagedacht,
zit in dit boek gewoon niet zoveel seks. Totaal onbewust is seks nu iets geworden dat terloops genoemd wordt. Gallons sperma
die in mijn endeldarm gejaagd worden is misschien wel de meest expliciete sekszin in het boek. 'Misschien is de reden hiervoor
wel het onderwerp. Een incestueuze relatie tussen de hoofdpersoon en Walter, waarbij later blijkt dat het vader en zoon zijn.
Ik weet het eigenlijk zelf niet, wat vind jij? Ik ben altijd veel meer geïnteresseerd in wat anderen vinden. Ik heb niet zoveel
meningen.' Wees gerustgesteld, het is nog volop aanwezig, maar wie expliciete seksscènes
verwacht die tot in het detail zijn beschreven, komt bedrogen uit. Niet dat Aristide plots preuts geworden is, zo verhaalt
hij nog smakelijk over een nacht met een Amerikaanse toerist. 'Die nacht scheidde mijn prostaat zoveel vocht af dat we besloten
het op te vangen, in een art-deco vaas die toevallig in de buurt was [...] Toen ik terugkwam in de keuken zaten Walter en
Amadeus mijn prostaatvocht op te lepelen.' Ieder zijn meug, zullen we maar zeggen. Maar
toch is de seks bij Von Bienefeldt nooit echt ordinair. Hij 'ontvangt', in de opening die bij Reve nog 'geheim' was iedere
avond talloze jongens, mannen en heren. Het is weliswaar keiharde seks, maar die op een merkwaardige manier toch iets gemoedelijks
heeft. De heren blijven uiterst beleefd tegen elkaar. Overal is wel een kandidaat. Op een begrafenis is er een doodgraver
met een enorm geslacht, op een balkon een potige Marokaan, met een enorm libido. En in de darkroom zijn er een heleboel, met
beide. En daar schrijft, pardon schreef, Von Bienefeldt zonder schroom en met een vloeiende pen, uitgebreid over. Een manier
van schrijven die hem in de Nederlandse literaire wereld een schrijver maakte waar iedereen een mening over heeft.
CHAMPAGNEFLESSEN HEBBEN GEEN STATIEGELD En om de meningen
van anderen te ontkomen verliet de schrijver dan ook het kleine Nederland. 'Uit Rotterdam om preciezer te zijn, naar Parijs
en Londen. Steden waar ik mezelf geheel kan verliezen in de anonimiteit. Maar waar je ook totaal boven jezelf kan uitstijgen.'
Aristide zoekt daar op straat naar de verhalen van de toevallige passanten. 'Misschien is het snobistisch, maar ik heb het
gevoel dat de verhalen in die steden een stuk interessanter zijn dan in Nederland'. Het eerste deel van zijn nieuwe boek schreef
hij dan ook in Londen, het tweede deel in Parijs en het slot en de correcties in Nederland, logerend bij zijn moeder. 'Hoewel
ik mij totaal thuisvoel in Parijs, heb ik moeite met schrijven daar, ik denk dan Frans en ik denk te groots. In Nederland
ben ik misschien wel het dichtst bij mezelf en op mijn kleinst.' Aristide voelt zich geen
kind van deze tijd. Als een klassieke negentiende-eeuwse schrijver begint hij tegenwoordig elke dag met enkele bladzijden
van de Franse schrijver François René de Chateaubriand uit begin 1800 en eindigt de dag met een kleine dosis loeizware Goethe.
'Deze grote romantische schrijvers tonen me de kunst van het schrijven zonder een woord te veel te gebruiken. Ik weiger mezelf
te serieus te nemen maar ik neem mijn werk wel heel serieus. Misschien is dat wel de reden dat ik steeds minder seks in mijn
boeken verwerk. Het slaat dood. Ik heb wel laten zien dat ik geen gêne heb, ik schrijf gewoon wat ik denk en seks is misschien
iets wat je enkel moet doen. Duidelijk tevreden met dit antwoord, vraagt de schrijver of hij nog een biertje mag.
Hij kwam met dit verhaal weer terug op het thema waar hij eigenlijk altijd over schrijft. 'In al mijn boeken is het thema
eigenlijk de Grote Liefde, de Grote Homoliefde welteverstaan.' Want dat is volgens Aristide een andere liefde dan heteroschrijvers
beschrijven. 'De liefde tussen homo's is volgens mij puurder dan de heterovariant. Hij is heftiger en duidelijker. Jij, ik
en verder niets. Geen toekomst met kinderen, geen beloftes die verder gaan dan de nacht die volgt. Homorelaties zijn gedoemd
tot exploderen. Champagneflessen hebben geen statiegeld, schrijf ik in mijn tweede roman. En met een goede reden.
|
|
|