Ik heb Alice Nola drie keer ontmoet.
De eerste keer trof ik haar op het station van Amsterdam.
Ze stond in een kiosk met een ansichtkaart tussen duim en wijsvinger, en ze vroeg aan de verkoopster hoeveel postzegels er
op een ansichtkaart naar Gent moesten.
De verkoopster wilde weten waar Gent lag en Alice Nola draaide zich om, alsof
ze publiek zocht voor haar reactie.
'Van zoveel overmacht heb ik niet terug,' was haar reactie en ik was
het publiek.
Ze schoof de kaart - een afbeelding van een rode kat in een mandje, achterop
een zwartgespoten damesfiets - terug in het rek. Ze stelde voor iets te 'gebruiken' in de restauratie.
Van mijn alternatief - een terras aan de overkant van het station - wilde
ze niets horen. 'Ik ben dol op stations. Ik kan er dagen rondhangen.'
Ook de tweede keer ontmoette ik Alice Nola op een station: het Centraal
Station van Deventer.
Dit keer was de aanleiding geen geobetische kaartverkoopster. Ze
had me de vorige dag gebeld. Ze zocht iemand die aan 'biografieën' deed.
'Ik doe niet aan biografieën,' had ik gezegd. Ze had aangedrongen.
Ze voelde dat er een 'onzichtbaar maar onmiskenbaar aanwezig'
draadje begon te lopen tussen het verschijnsel overmacht en onze ontluikende vriendschap.
In Deventer vertelde ze voor het eerst over zichzelf. 'Als je wilt dat
ik over je schrijf - want dat was sinds de nooit verstuurde kaart naar Gent haar bedoeling geweest - dan
zul je toch iets moeten vertellen,' zei ik.
Ze droeg een witte mantel met pluimen ('Nepzwaan'), een molgrijs mantelpakje
en een donkere zonnebril die ze één keer afnam: toen ze voorover boog om in mijn oor te fluisteren dat Brenas de afgelopen
nacht in de staart van Fietje gebeten had.
Ze vertelde over haar vriendschap met Mary.
'De ochtenden met Mary zijn de mooiste ochtenden van mijn leven geweest. Er
zijn nog drie vacante dagdelen beschikbaar. Op het ogenblik concentreer ik me op de mooiste middag van mijn leven.'
Terwijl ze uitweidde over Mary hield ze nauwlettend de ons omringende
tafels in de gaten, als een detective op zoek naar complotten en samenzweringen.
'Vanwaar deze achterdocht, Alice Nola?' wilde ik weten.
Ze keek me ernstig aan. 'Ik heb het gevoel dat ik Mary nog
een keer in mijn leven zal zien. En dat zou zomaar vandaag kunnen zijn.'
Het was een aardige gedachte dat iemand mij vroeg een biografie over haar
leven te schrijven. Maar dat die persoon zich met het resultaat zou gaan bemoeien, dat was een minder aardige gedachte.
Authorized Biographies zijn niet alleen de minst interessante
biografieën om te lezen, ze zijn ook de minst interessante biografieën om te schrijven.
Mijn angst bleek ongegrond.
'Schrijf op wat je wilt,' zei Alice Nola toen ik mijn bedenkingen met
haar deelde. 'We zullen elkaar nog één keer ontmoeten. Daarna wil ik het boek toevallig tegenkomen. In een supermarkt, op
een station. Ergens.'
Ze vroeg me een titel te kiezen die ze meteen zou kunnen herkennen. 'Iets
wat bij me past. Je weet wel. Iets sensationeels.'
We brachten een dag door in Deventer, we dronken koffie, gin tonic,
spa rood, we aten broodjes zeewier in een tearoom. Voor een sigarenwinkel vroeg ik of ik Het Evangelie
volgens Brenas mocht lezen.
'Uitgesloten!' riep Alice Nola, terwijl ze het pakje Chesterfields
opentrok dat ze zojuist gekocht had. 'Mijn dagboek heeft één schrijver en één lezer. Toevallig ben ik allebei.'
Dat het mij toch gelukt is enkele pagina's van haar los te krijgen
- fotokopieën, met paragrafen in zes verschillende kleuren, terug te sturen naar een postbusnummer in Gent - dank ik aan een
zinnetje dat ik van haar leende: 'En hiermee sluiten we deze zitting!'
Een half pakje Chesterfields en drie gin tonics later was Alice
Nola nog steeds niet uitgelachen. 'Ik wist het wel.'
Ik vroeg wat ze 'wel' wist.
'Jij bent voor mijn leven geschapen. Net zoals Brenas voor mijn leven
geschapen is.'
In de stationsrestauratie van Antwerpen - twee weken later - overhandigde
ze me 24 pagina's.
'Als je er misbruik van maakt,' zei ze dreigend, 'dan weten we
je te vinden.'
Ik had opnieuw
een zinsnede van haar kunnen lenen, maar ik gaf de voorkeur aan instemmend stilzwijgen.
Ze
sprong in een taxi, die ze stilhield voor het station. Ik vroeg of we elkaar nog eens zouden zien.
'Dat
denk ik niet,' zei Alice Nola, het portier dichttrekkend.
De taxi schoot de baan op en aan het einde van een lange rij hotels
verdween Alice Nola in de richting van het oosten.
Ze zwaaide tot de wagen achter een grauwe Ibismuur - of was het een Hiltonmuur?
- oploste. Eén verzoek van Alice Nola heb ik niet ingewilligd.
Ze wilde dat ik haar echte naam gebruikte.